Wat is de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent?
Het komt in de praktijk zeer vaak voor dat een partij voor de uitoefening van een contract beroep doet op een hulppersoon (“uitvoeringsagent”). Ga je een contract aan met een bedrijf, dan schakelt dat bedrijf bijvoorbeeld werknemers in. Een aannemer die een opdracht krijgt om een huis te bouwen, kan een onderaannemer inschakelen om de kelder te plaatsen. In het algemeen is een hulppersoon elke derde die op initiatief van de schuldenaar van een contractuele verbintenis zijn medewerking verleent aan de volledige of gedeeltelijke tenuitvoerlegging ervan.
Behalve als er sprake was van een misdrijf, kon een hulppersoon niet op contractuele of op buitencontractuele basis worden aangesproken door de schuldeiser van zijn opdrachtgever. De hulppersoon was dus “quasi-immuun”. Dit was vaste rechtspraak sinds het zgn. “stuwadoorsarrest” van het Hof van Cassatie van 1973.
Een partij (A) die in een contractuele relatie schade leed, kon zich dus in principe enkel richten tot zijn eigen contractspartij (B) maar niet tot diens hulppersoon (C). B zou zich op zijn beurt wel kunnen richten tot zijn contractspartij C.
Doet u (A) bijvoorbeeld een bestelling bij een webwinkel (B), maar de pakjeskoerier (C) levert het verkeerde pakje af, dan kan u zich enkel richten tot de webwinkel, maar niet tot de pakjeskoerier.
Wat verandert er?
In het recent aangenomen wetsvoorstel tot invoering van een nieuw boek 6 in het burgerlijk wetboek, wordt de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent afgevoerd.
Het zal dus mogelijk worden dat de opdrachtgever A zich ook rechtstreeks richt tot de hulppersoon C. In het voorgaande voorbeeld: u kan zich niet alleen richten tot de webwinkel, maar ook rechtstreeks tot de pakjeskoerier.
De persoon die schade lijdt zal in het vervolg aldus betere papieren hebben: hij kan meerdere personen aanspreken en is niet meer beperkt tot zijn eigen contractspartij. De hulppersonen die een buitencontractuele fout begaan zullen zich daarentegen geconfronteerd zien met meerdere partijen die hen voor die fout kunnen aanspreken.
Uitzonderingen
De voorgaande regel geldt niet onverkort. De hulppersoon zal volgens de nieuwe wet een aantal levenslijnen kunnen inroepen:
- De hulppersoon (C) kan dezelfde verweermiddelen gebruiken die zijn opdrachtgever (B) in de verhouding met de schuldeiser (A) kan gebruiken. Hierbij valt te denken aan contractuele bedingen, maar ook aan wetgeving inzake bijzondere contracten of aan bijzondere verjaringsregels.
Indien bijvoorbeeld de webwinkel in haar aanvaarde algemene voorwaarden een geldige beperking van haar aansprakelijkheid heeft opgenomen, dan zal ook de pakjeskoerier gebruik kunnen maken van deze beperking.
- De hulppersoon (C) kan ook de verweermiddelen gebruiken die hij tegen zijn eigen opdrachtgever (B) kan inroepen.
Indien de pakjeskoerier (C) in het voorgaande voorbeeld zijn aansprakelijkheid op een geldige manier heeft beperkt in zijn contract met de webwinkel (B), dan kan de pakjeskoerier dit beding ook inroepen tegen de klant (A) die hem zou aanspreken.
Er bestaat wel nog discussie over de vraag of C zich tegenover A rechtmatig kan beroepen op een beding in zijn contract met B dat de buitencontractuele aansprakelijkheid van C volledig uitsluit.
Indien er sprake is van een aantasting van de fysieke of psychische integriteit of van een fout met het opzet om schade te veroorzaken, dan gelden de bovenvermelde uitzonderingen niet.
Er bestaat nog onduidelijkheid over de vraag over de doorwerking van de excepties in een lange keten van hulppersonen. Sommige rechtsleer leidt uit de wet immers af dat een hulppersonen in de tweede, derde,.. graad hun eigen excepties niet kunnen opwerpen.
Wanneer treden de nieuwe regels in werking?
De inwerkingtreding van de nieuwe wet is voorzien voor de eerste dag van de zesde maand na publicatie in het Belgisch Staatsblad. Wellicht wordt dit 1 januari 2025.
Over de werking in de tijd van de nieuwe wet bestaat nog discussie, en het is niet duidelijk of de wet van toepassing zal zijn op gevolgen van reeds bestaande overeenkomsten.
Het valt daarom aan te raden om nu reeds uw contracten aan te passen.
Hoe kunnen de risico’s worden beperkt?
Contractuele afwijkingen op de wet zijn toegelaten. Om nefaste gevolgen te vermijden valt het dus sterk aan te raden om als hulppersoon, dan wel als iemand die vaak hulppersonen inschakelt, aanpassingen door te voeren aan (bestaande) contracten.
Er dient gedacht te worden aan een contractueel verbod van samenloop, aan beperkingen van aansprakelijkheid of aan vrijwaringsbedingen. Deze bedingen moeten met de nodige voorzichtigheid worden opgesteld om te vermijden dat ze hun geldigheid niet verliezen. Te denken valt aan de onrechtmatige bedingen in het WER of aan art. 2:58 WVV (hetgeen de contractuele mogelijkheden voor bestuurders ernstig inperkt).