De Wegverkeerswet bepaalt dat er sprake is van vluchtmisdrijf wanneer men, wetende dat men de oorzaak van / aanleiding tot een ongeval op een openbare plaats is geweest, de vlucht neemt om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken, zelfs wanneer het ongeval niet aan zijn schuld te wijten is (art. 33 § 1 Wegverkeerswet).
Het is hierbij belangrijk te noteren dat het niet vereist is dat men de aanrijding heeft veroorzaakt. Het is voldoende dat men op een of andere manier betrokken is geweest bij het ongeval. Evenmin is het vereist dat er gewonden zijn naar aanleiding van het ongeval. Het is voldoende dat er sprake is van materiële schade, ongeacht de aard en de ernst ervan.
Opdat er sprake is van vluchtmisdrijf moet men er zich uiteraard wel effectief van bewust zijn dat men in een ongeval betrokken was. Bij een zeer lichte aanrijding, waarbij het zeer aannemelijk is dat de “vluchtende” bestuurder niets van de aanrijding gemerkt heeft, zal er aldus geen sprake zijn van vluchtmisdrijf. Daarentegen kan een bestuurder niet beweren dat hij niet wist dat hij in een ongeval betrokken was wanneer het ongeval bijvoorbeeld gepaard ging met een zware slag of zware beschadigingen aan het eigen voertuig, hij door getuigen achtervolgd werd, hij met het slachtoffer gepraat heeft, etc.
Tot slot is het vereist dat men de vlucht neemt om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken. Enkel het opzet om zich te onttrekken aan de dienstige vaststellingen moet bewezen worden, en niet het opzet om zich aan een eventuele vervolging te onttrekken. De dienstige vaststellingen zijn niet alleen de vaststellingen die nodig zijn om de verantwoordelijkheid voor het gebeurde verkeersongeval te kunnen bepalen, maar ook de vaststellingen betreffende onder meer dronkenschap, alcoholintoxicatie, rijbewijs, verzekering van het voertuig etc.
In dat kader dient opgemerkt dat vluchtmisdrijf een onmiddellijk aflopend misdrijf is. Dit houdt in dat er sprake is van vluchtmisdrijf, zelfs indien men naderhand terugkeert naar de plaats van het ongeval of zich gaat aangeven bij de politiediensten zodanig dat de nodige vaststellingen toch kunnen worden uitgevoerd.
Vluchtmisdrijf wordt streng bestraft. De Wegverkeerswet voorziet een geldboete van 1.600,00 euro tot 16.000,00 euro. Bovendien kan de rechter een gevangenisstraf opleggen van 15 dagen tot 6 maanden, evenals een rijverbod van minstens 8 dagen. Heeft het ongeval voor een ander slagen, verwondingen of de dood tot gevolg gehad, dan wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van vijftien dagen tot twee jaar en / of met een geldboete van 3.200,00 euro tot 40.000,00 euro, en met een rijverbod van ten minste drie maanden en ten hoogste vijf jaren of voorgoed.
*
Vluchtmisdrijf dient te worden onderscheiden van het misdrijf van ‘niet ter plaatse blijven’.
In dat kader kan verwezen worden naar de Wegcode die in art. 52.2 en 52.3 bepaalt dat elke betrokkene in een ongeval ter plaatse moet blijven teneinde gezamenlijk de nodige vaststellingen te doen, of, bij een ongeval dat lichamelijk letsel heeft veroorzaakt, een bevoegd persoon toe te laten de nodige vaststellingen te doen.
De vraag stelt zich uiteraard wat nu precies het verschil is tussen vluchtmisdrijf en het misdrijf van ‘niet ter plaatse blijven’. Over het algemeen wordt aangenomen dat iemand die niet ter plaatse is gebleven, maar niet de intentie had om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken, zich mogelijk schuldig gemaakt heeft aan het misdrijf van ‘niet ter plaatse blijven’.
Zo oordeelde het Hof van Cassatie bijvoorbeeld dat het opzet om zich aan de dienstige vaststellingen te onttrekken niet aanwezig is bij een bestuurder die na het ongeval met de tegenpartij gepraat heeft en weet dat zijn voertuig door getuigen geïdentificeerd werd. In dergelijke omstandigheden zou er aldus geen sprake zijn van vluchtmisdrijf, maar heeft de bestuurder zich mogelijk wel schuldig gemaakt aan het misdrijf van ‘niet ter plaatse blijven’.
Tot slot dient opgemerkt dat het ‘niet ter plaatse blijven’ veel minder streng bestraft wordt dan vluchtmisdrijf. Het ‘niet ter plaatse blijven’ is immers een overtreding van eerste graad : de wet voorziet voor dergelijke overtredingen geen rijverbod, maar enkel een geldboete van 80,00 euro tot 2.000,00 euro. Een groot verschil dus met de bestraffing in geval van vluchtmisdrijf.